Archeoloog aan het woord over het Merovechpark
Menno Dijkstra, archeoloog, studeerde aan de UvA. Als geboren en getogen Lissenaar was het voor hem een unieke kans om voor zijn proefschrift onderzoek te doen naar het Rijnland in de vroege Middeleeuwen. Hierdoor weet hij alles over De Horn, waar hij met veel enthousiasme over vertelt.
Zo begon het

“Begin 1900 wilde een tuinder zijn grond verbeteren en begon met diepspitten. Tot zijn grote verrassing kwam hij op zijn perceel aan de rand van het riviertje de Vliet potten (urnen) tegen met resten verbrand bot en diverse kettingen en andere sieraden. Hé, dacht hij, hier moet heel vroeger een grafveld zijn geweest. Hij groef verder en verzamelde zijn ‘schatten’ om ze te verkopen aan het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. Het museum deed later zelf nog meer opgravingen en toen bleek dat er ook mensen begraven zijn in plaats van gecremeerd. Door dit onderzoek werd het DNA van De Horn blootgelegd. De geschiedenis van dit unieke gebied gaat terug tot het jaar 600 na Christus, de Merovingische tijd.”
Nice to know
De ‘Merovingers’ als volk bestonden niet, het zijn de leden van de machtige Frankische, Merovingische dynastie. De Merovingische tijd (500-750 na Christus) is hiernaar vernoemd. Merovech was de half-mythische eerste koning van de Franken, die geleefd zou hebben in de 5e eeuw.

Unieke locatie
“De Horn wordt gebouwd rondom één van de weinige grafvelden die bekend zijn in het Hollandse kustgebied. Alleen in Katwijk en Valkenburg zijn soortgelijke grafvelden gevonden. ”Menno vertelt enthousiast verder: “Dit heeft naar ons idee te maken met het feit dat deze plaatsen lagen in het mondingsge- bied van de Oude Rijn. Dit was toen een belangrijk knooppunt van doorvaarroutes.”
Graven met status
“Vroeger werd trouwens niet zomaar iedereen op een gemeenschappelijk grafveld begraven. Vooral wanneer er een erfgenaam in de bloei van zijn of haar leven overleed deden de nabestaanden hun best er een goede begrafenis van te maken. Dat zien we terug in de vondsten. Zo zijn er twee jongens begraven van ongeveer 7 tot 9 jaar oud. Deze kregen een klein steekwapen mee voor in het hierna- maals. Volwassen vrouwen in de bloei van hun leven werden ‘op weg’ gestuurd met kleurrijke kralenkettingen. De gouden gesp is de meest bijzondere vondst. Hieruit konden we opmaken dat de overledene onderdeel was van een elitefamilie, die misschien wel rechtstreeks onder de koning viel. Er waren toen nog geen familiewapens, maar met rijk versierde gespen en andere sieraden liet je zien bij een ‘clan’ met aanzien te horen.”
